"De zoon komt langs"

De zoon komt langs   Hij omhelst haar weifelend.

Legt zijn armen om een lichaam
van gekreukt satijn; probeert haar rug
weer glad te wrijven; beweegt zijn handen
als strijkbouten op en neer.
 
Even is hij bang dat haar botten net zo
zacht zijn geworden als haar huid,
dat hij gaten in haar ribbenkast zal branden.
Als hij haar loslaat verwacht hij dat ze voor zijn ogen
in elkaar zal zakken.
 
Maar dat gebeurt niet. Ze schuifelt naar de keuken,
vraagt verontschuldigend hoe hij zijn koffie toch drinkt,
zegt: 'Fijn dat je weer eens langskomt, jongen.'
 
Henrike Vellinga