Een marsman op aarde

Een marsman op aarde   Altijd het afgewend zijn, het leven

In een landschap dat ik niet ken,
Verscheurd door de schuld
En verlangen naar het einde
Van de twijfel die ik ben.
 
Altijd hongerig in deze platgebrande,
Nietige wereld waarin ik niets herken
En zoek naar de onrust die mij heeft bepaald
Maar waarvan ik blijf afgewend, kortademig
En door geen mens gekend.
 
En ik ben alleen, zoals enkel die mens
Alleen was, poging tussen einde en begin.
Na de behaaglijke blindheid jeugd
De zure geur van zoveel vrouwen
Die niets in mij ontstaken dan nacht,
 
Dan kortstondig stamelen voor de stilte.
Ik heb niemand gekend en niemand kent mij.
Geen antwoord: echo's, spiegelingen, rook.
Gebeente staat stijf in mijn vlees
Zoals ik in de anderen doodstil
 
Wachtend op het langzaam ontbloten.